Het verhaal van Wendy
‘Het was een zwaar proces, maar het heeft me zóveel gebracht’
Dat Wendy (42) in de zorg werkt, maakte het voor haar extra ingewikkeld om toe te geven dat ze zelf ook hulp nodig had. Toch flapte ze het er tijdens een werkoverleg zomaar uit: “Zonder dat ik erover had nagedacht, zei ik tegen mijn collega’s: ‘Ik denk dat ik een eetstoornis heb’. De steun die ik sindsdien heb ontvangen, is heel bijzonder. Er waren zeker ook momenten in mijn herstelproces waarop ik dacht dat het nooit meer goed zou komen, maar nu durf ik te zeggen dat ik trots ben op waar ik sta. Ik ben een stuk gelukkiger.
“In mijn leven stonden anderen altijd op nummer één; ik heb nooit geleerd dat het oké is om je voor jezelf te kiezen en je grenzen aan te geven. In de zorg is dat helemaal lastig, want jouw ‘nee’ gaat altijd ten koste van een collega of cliënt. Dus ik zei nooit nee. Ik wilde alles perfect doen voor de ander, ondanks de vermoeidheid en stress die mij dat opleverde. Zo ben ik mezelf langzaamaan verloren. Eten werd mijn manier om mezelf te troosten, zo kon ik even ontladen. De laatste jaren werden mijn eetbuien steeds extremer. Vooral als ik moe thuis kwam van mijn werk en ik moest gaan koken, kon ik mezelf niet beheersen. Tijdens het avondeten had ik dan geen honger meer, maar ’s avonds liep ik toch weer naar de koelkast. Het volle gevoel dat ik van de eetbuien kreeg, probeerde ik te verhelpen door laxeermiddelen te slikken, zo ontstond een patroon dat ik niet meer onder controle had. Uiteindelijk kreeg ik fysieke klachten door mijn overgewicht. Ik ondernam steeds minder; enerzijds omdat het niet meer ging, maar ook omdat ik niet meer gezien wilde worden.
Dat ik na dat werkoverleg zomaar tegen mijn collega’s vertelde dat ik dacht dat ik een eetprobleem had, verbaasde mij eigenlijk ook. We hebben een fijn team en kennelijk voelde ik me veilig genoeg om zo open te zijn, maar ik was het helemaal niet van plan. Het gebeurde gewoon. Mijn collega’s reageerden heel goed, maar adviseerden me ook meteen om professionele hulp te zoeken. Dat vond ik nogal wat... Ik had er een week voor nodig om zover te komen, toen besloot ik de huisarts te bellen. ‘Wat goed dat je belt’, zei de assistente meteen, dat vond ik fijn. Met de huisarts besprak ik de behandelopties: gesprekken bij een eerstelijns psycholoog, of verwijzing naar het Expertisecentrum Eetstoornissen. Ik besloot het dan maar meteen grondig aan te pakken; hier zit toch de expertise.
Hoewel ik zelf dacht dat ik Boulimia Nervosa had, zeiden ze na de intake dat ik meer paste in de groep voor mensen met Binge Eating Disorder. De psycholoog vertelde me dat ik ongeveer een halfjaar lang elke maandagmiddag naar het centrum zou moeten komen. Eerst dacht ik: ‘Dat kan helemaal niet, zo lang kan ik niet gemist worden thuis en op mijn werk’. Maar ik besloot het toch te proberen. De eerste weken moest ik even zoeken naar mijn plek in de groep. Als zorgprofessional vond ik het lastig dat ik nu een van de cliënten was en als moeder leefde ik enorm mee met de jonge meiden in de groep. ‘En jij dan? Voor jou is het ook erg’, zei mijn man toen tegen me. Die focus op mezelf, daar had ik in het begin echt moeite mee. Ik voelde wel meteen dat ik op de juiste plek zat. De sfeer in de groep was fijn en de professionals waren heel toegankelijk. Maar dat wil niet zeggen dat de behandeling ook gemakkelijk was! De therapeuten wisten hun vinger altijd precies op de zere plek te plekken. Dan vroegen ze me in de groep: hoeveel excuses heb je deze week bedacht voor het feit dat je wéér niet hebt gewandeld? Op dat moment vond ik dat ontzettend vervelend, ik ben zelfs weleens bijna weggelopen. Maar de dag erna landde de boodschap en dan dacht ik: ‘Het was niet leuk dat de behandelaar me zo confronteerde, maar ze doet haar werk eigenlijk wel heel goed. Ze heeft gewoon gelijk!’. Inmiddels wandel ik iedere avond en ik vind het heerlijk. Fantastisch, toch?
Ik vond het in het begin ook lastig dat de focus lag op het ontwikkelen van een gezonde levensstijl en niet op gewichtsverlies, want ik wilde ontzettend graag afvallen. Maar inmiddels heb ik dat los kunnen laten. De basis voor mijn herstel is een stabiele, gezonde levensstijl, zonder extreme uitspattingen. Als ik normaal eet en lekker blijf bewegen, dan verdwijnen die kilo’s vanzelf. De gedragsexperimenten hebben me daar erg bij geholpen. Zo vroeg ik mijn kinderen om me door dat lastige moment voor het koken heen te helpen: gewoon even wat kletsen, totdat de drang zakte. En ik leerde het volle gevoel, dat normaal is na een avondmaaltijd, te verdragen zonder te laxeren. Ook lukt het me weer om zelf mijn kleding uit te kiezen, in plaats van altijd anderen om hun mening te vragen. Door die lastige gevoelens niet meer te vermijden maar ze gewoon te ondergaan, heb ik veel herwonnen.
Inmiddels zit mijn behandeling er bijna op. Ik durf wel te stellen dat ik op alle fronten sterker ben geworden. Ik kan mijn perfectionisme wat meer loslaten en stel minder hoge eisen aan mezelf. Ik bewaak mijn energiebalans beter en durf grenzen te stellen. Ik kan mijn emoties beter ventileren en daardoor ook gemakkelijker weer loslaten, daar heb ik geen troosteten meer voor nodig. Ik maak ook bewuster tijd voor mezelf: als het mooi weer is, laat ik de wasmand staan en ga ik lekker wandelen. Dat gun ik mezelf nu, ik zet mezelf vaker op één.
Kort geleden heb ik een promotie gemaakt op mijn werk, ik ben nu teamleider. Er komt veel op me af in mijn nieuwe functie, maar ik ben vastbesloten zelf de regie te houden en mijn grenzen te bewaken. Toen ik mezelf onlangs weer voor 100% beter meldde, mailde ik aan mijn werkgever dat ik trots was op mezelf. Terwijl ik het opschreef, besefte ik hoe bijzonder het voor mij was om dat over mezelf te zeggen. De behandeling is op momenten heel pittig geweest – ik heb mezelf echt weleens afgevraagd of het nog wel goed zou komen – maar het was ook een bijzondere tijd, waarin ik veel leerde en veel steun heb ervaren. Ik ben er een stuk gelukkiger uitgekomen.”