Skip to main content

 

 

 

 

 

Hier staan
wij voor

Zo maken wij de kans op herstel zo groot mogelijk

Deze principes staan centraal in onze aanpak 

In onze behandeling staat een aantal principes centraal, die de kans op herstel zo groot mogelijk maken. Ons werk begint door zo vroeg mogelijk in het ziekteproces in te grijpen. We behandelen zowel de biologische, psychologische als sociale aspecten van de eetstoornis. De betrokkenheid van anderen is daarbij onmisbaar; familie, naasten en lotgenoten zijn belangrijke bondgenoten in de strijd tegen een eetstoornis. Om er zeker van te zijn dat we het goede doen, voeren we wetenschappelijk onderzoek uit naar het effect van onze behandelingen. Ook investeren we voortdurend in opleiding en delen we onze kennis actief met andere professionals.

PICTOS 68Dit willen we bereiken

Binnen ons centrum werken we aan empowerment: het is onze missie om mensen die lijden aan een eetstoornis, hun naasten en professionals in staat te stellen om samen succesvol te vechten tegen deze ziekte. Daarvoor baseren we ons op Evidence Based Practice (EBP), wat betekent dat we werken volgens de laatste wetenschappelijke inzichten, expertise van onze professionals én ervaringen en wensen van cliënten. Zo bieden wij de best mogelijke behandeling en topreferente zorg aan.

Hier staan wij voor

In onze aanpak staat een aantal principes centraal, die zijn gebaseerd op onze jarenlange ervaring en gedegen wetenschappelijk onderzoek. Deze principes sluiten aan bij de breed gedragen ‘Negen waarheden over Eetstoornissen’ van de Academy for Eating Disorders (AED) uit 2015.

1. Een eetstoornis is geen keuze, maar een ziekte waarvoor gespecialiseerde behandeling nodig is

Niemand heeft schuld aan het ontstaan van een eetstoornis. Een eetstoornis is nooit het gevolg van een persoonlijke keuze of een bepaalde opvoeding. Het is een ernstige ziekte, die een verwoestend effect heeft op iemands biologische, psychologische en sociale functioneren. Een eetstoornis komt voor bij mensen van elke leeftijd, lichaamsvorm, seksuele oriëntatie, geslacht, ras en sociaaleconomische status. Genen alleen voorspellen niet wie een eetstoornis zal ontwikkelen, omstandigheden spelen hierin ook een belangrijk rol.

Er bestaat geen snelle oplossing of medicatie voor deze ziekte (al kan medicatie het herstelproces wel ondersteunen). Maar volledig herstel van een eetstoornis is zeker mogelijk! Dit proces verloopt met vallen en opstaan en vergt vaak een lange strijd, die de cliënt in verbinding met anderen (familie, vrienden, therapeuten en artsen) moet aangaan. De ziekte kan bij de omgeving veel verschillende gevoelens oproepen: machteloosheid, verdriet, angst, schaamte, boosheid en frustratie. Voor het herstelproces is het belangrijk om de mens los te zien van de ziekte: de mens hééft de ziekte, maar ís niet de ziekte! Wij leren cliënten en hun naasten hoe een eetstoornis werkt en hoe zij de ziekte (in verbinding met elkaar) kunnen overwinnen, of er controle over kunnen krijgen. Cliënten leren zichzelf kennen zonder de eetstoornis (of náást de eetstoornis, als volledig herstel niet meer mogelijk blijkt). Door mensen psychisch en lichamelijk sterker te maken (empowerment), zijn ze in staat de regie over hun leven terug te nemen en kunnen ze weer gezonde keuzes maken.


“Als 7-jarig kind belandde ik een ziekenhuis ver van huis, met een ernstige ontsteking. Ik was bang en miste mijn moeder heel erg. Er was één arts die dat zag en mij gaf wat ik nodig had. Hij aaide me over mijn bol en nam alle tijd voor mijn vragen: hij legde uit wat er aan de hand was, zodat ik snapte waarom ik nog niet naar huis kon. Daarna wist ik het: zo’n arts word ik later ook. Ik merk dat het mijn cliënten helpt, als ik laat zien dat ik met ze meeleef, ik benadruk altijd dat ze geen schuld hebben aan hun ziekte. Ook leg ik uit wat de eetstoornis met hun lichaam en geest doet, en hoe ze de regie kunnen terugpakken. Als dat kwartje valt, dan heb je iets heel moois bereikt.” 

Mladena Simeunovic–Ostojic, psychiater en programmaleider

2. Het behandelen van een eetstoornis is als het smelten van het topje van een ijsberg

In onze behandeling gebruiken we de metafoor van de eetstoornis als ijsberg. In het begin zie je alleen het topje dat boven water uitsteekt: iemand met (vaak) een ongezond gewicht, die volledig in beslag wordt genomen door de eetstoornis, een verstoord eetpatroon heeft, compensatiegedrag vertoont (bijvoorbeeld door te braken, laxeren of bewegen), last heeft van lichamelijke complicaties en een negatief lichaamsbeeld heeft. Onder water spelen echter andere thema’s een rol, zoals een lage zelfwaardering, onzekerheid, perfectionisme, impulsiviteit of rigiditeit, een gebrek aan zelfcompassie en problemen met emotieregulatie. Ook kunnen er specifieke problemen spelen, zoals trauma. Tijdens de behandeling beginnen we met het smelten van het topje van de ijsberg, zodat we erachter kunnen komen wat er onder de eetstoornis verstopt zit. We gaan dus zowel op lichamelijk als psychisch vlak aan de slag.

Het startpunt van onze behandeling is bewustwording en psycho-educatie: een goed begrip van het probleem, de werking van de eetstoornis en de behandeling ervan versterkt de motivatie voor herstel. De volgende stap is het opstellen van behandeldoelen, om daadwerkelijk aan genezing te werken. Goede uitleg en gesprekken over oorzaken en uitlokkende factoren alléén zijn daarvoor niet genoeg, er is ook een gedragsverandering nodig. Werken aan het normaliseren van het eetgedrag en het verkrijgen van controle over ongezond compensatiegedrag zijn een onvermijdelijk onderdeel van de behandeling. Het verstoorde eetgedrag zorgt er namelijk voor dat lichaam en geest niet op een gezonde manier kunnen functioneren. Pas als de biologische processen weer goed werken, kunnen we toewerken naar volledig herstel. Dit geldt voor alle eetstoornissen:

  • Anorexia Nervosa: door uithongering en ondergewicht belandt de mens fysiek in een overleefstand, waarin alles draait om (niet) eten. Door weer te gaan eten en te herstellen van ondergewicht, vermindert een deel van de obsessieve eetgedachten en -gedragingen vanzelf en ontstaat er ruimte om over andere dingen na te denken. Eten is dus cruciaal voor het slagen van de behandeling. Lees meer >>

  • Boulimia Nervosa: door de constante afwisseling van eetbuien en braken/laxeren raken de hersenen in de war: ze weten niet meer aan welke hoeveelheden voedsel het lichaam voldoende heeft. Dit versterkt de eetbuien, zo ontstaat een neerwaartse spiraal. Door weer regelmatig te eten, herstelt het normale verzadigingsgevoel zich en nemen de eetbuien af. Lees meer >>

  • Binge Eating Disorder: door alleen te focussen op het overgewicht en steeds weer op dieet te gaan om dit kwijt te raken, wordt het verlangen naar eten alleen maar sterker. Daardoor nemen de eetbuien juist toe en verslechtert de gezondheid. Herstel begint dus bij het opbouwen van een regelmatig eetpatroon. Als dat stabiel is en het lichaam hierin balans vindt, kunnen we verder werken aan herstel in bredere zin. Lees meer> >>


Het effect van honger
Het Minnesota Starvation Experiment illustreert duidelijk het verwoestende effect van langdurig vasten op lichaam en geest. Ook toont dit onderzoek aan waarom het voor een goed herstel noodzakelijk is om te beginnen met gewichtsherstel en het normaliseren van eetgedrag; dus met het smelten van het topje van de ijsberg. Lees meer >>

3. Wij werken vanuit drie invalshoeken aan herstel: op biologisch, psychologisch en sociaal vlak

Een eetstoornis heeft een ingrijpend effect op meerdere aspecten van iemands leven. Daarom behandelen wij de ziekte vanuit het biopsychosociale model: we besteden vanaf het begin zowel aandacht aan de biomedische kant als aan de psychologische en sociale kant. Als de cliënt genoeg inzicht heeft in de ziekte en gemotiveerd is om te werken aan herstel, starten we de behandeling dus op deze 3 fronten. Voor een duurzaam herstel zullen we ook moeten kijken naar onderliggende oorzaken. Een eetstoornis heeft namelijk vaak een functie en het is belangrijk deze functie te ontdekken: samen met cliënten en naasten zoeken we naar het antwoord op de vraag wat de eetstoornis iemand ‘oplevert’. Zo werken we stap voor stap aan normaliseren van het eetpatroon en eetgedrag, het stoppen met compensatiegedrag, herstellen van lichamelijk functioneren en indien nodig gewichtsherstel. Tevens werken we aan het positief waarderen van het lichaam, het verminderen van perfectionisme en rigiditeit, het vergroten van zelfvertrouwen en zelfcompassie, het anders omgaan met emoties en het doorbreken van het sociale isolement.

Integrale behandeling van complexe problematiek

Wanneer de ijsberg verder smelt, kunnen we tijdens de behandeling stuiten op meer complexe problematiek, zoals (ingrijpende) ervaringen uit het verleden, bijvoorbeeld misbruik, mishandeling, pesten, verwaarlozing of verlies. Maar ook persoonlijkheidsproblematiek of identiteitsproblemen kunnen naar boven komen; zeker bij jonge mensen is de behandeling vaak een existentiële zoektocht naar de eigen identiteit. Het Expertisecentrum voor Eetstoornissen heeft de expertise om zelfs bij zeer complexe eetstoornissen te kunnen behandelen; indien nodig werken we hiervoor nauw samen met andere afdelingen en instellingen. Zo bieden we zelfs bij een zeer laag BMI trauma- of depressiebehandeling aan. Uiteraard passen we het behandelprogramma aan op de mogelijkheden en lichamelijke conditie van de cliënt.


“Mensen die al op veel plekken hulp hebben gehad en ten einde raad zijn, motiveren mij het meest. Ik herinner me een suïcidale cliënt die met een zeer laag BMI opnieuw werd opgenomen in onze kliniek. We vermoedden al langere tijd dat er ook sprake was van trauma, wat een directe relatie had met het ernstig verstoorde eetgedrag. Daarom startten we naast de eetstoornisbehandeling met gesprekken met een traumatherapeut. Na een intensief jaar was deze persoon op een redelijk gezond gewicht en lukte het om openheid te geven over de traumatische ervaringen. Vervolgens konden we de behandeling hier verder op inrichten. Het was echt een doorbraak, het maakte ook bij de steunfiguren veel duidelijk en gaf het herstel een flinke impuls. Een jaar eerder had deze cliënt de moed bijna opgegeven, nu bleek er weer hoop te zijn. Ik vind het fantastisch dat we dat met teamwerk hebben bereikt.” 

Nynke Bodde, klinisch psycholoog en psychotherapeut

4. Vroeg ingrijpen vergroot de kans op volledig herstel, dus vroege signalering en snelle behandeling zijn belangrijk

Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat er een grote kans is op genezing, als een eetstoornis korter dan 3 jaar duurt. Dus hoe sneller we ingrijpen, hoe beter het is. Meestal begint de ontwikkeling van een eetstoornis rond 15 jaar, maar uit recent onderzoek blijkt dat veel cliënten tegenwoordig jonger zijn. Bij jongeren van deze leeftijd en jonger pakken we dus meteen stevig door. 

Wat het vroeg ingrijpen echter bemoeilijkt, is dat het even kan duren voordat de eetstoornis wordt herkend: niet iedereen is overduidelijk te mager of te zwaar. Iemand kan er gezond uitzien en toch extreem ziek zijn; dat maakt het voor de omgeving extra lastig om op te merken dat er een probleem is. Ook voor cliënten is het vaak moeilijk om in te zien dat ze ernstig ziek zijn, omdat ze zo door de eetstoornis in beslag worden genomen of zich ervoor schamen. Toch is het in hun belang om het probleem te erkennen en snel in actie te komen.

5. We geloven in de kracht van de groep

Door onze jarenlange ervaring weten wij dat groepsbehandeling zeer effectief is bij eetstoornissen. Soms heerst de gedachte dat de deelnemers elkaar op verkeerde ideeën brengen en zo elkaars herstelproces frustreren. Wij constateren een ander effect: als we het goed begeleiden, gaat er juist een inspirerende kracht uit van het contact met lotgenoten en ervaringsdeskundigen. Deelnemers motiveren elkaar bij het zetten van stappen. Daarom biedt het Expertisecentrum voor Eetstoornissen ook bij een zeer laag BMI intensieve groepsbehandeling aan. Er zijn aparte behandelgroepen voor jonge en volwassen cliënten, groepen voor verschillende eetstoornissen en groepen voor ouders en naasten. 

Wat het vroeg ingrijpen echter bemoeilijkt, is dat het even kan duren voordat de eetstoornis wordt herkend: niet iedereen is overduidelijk te mager of te zwaar. Iemand kan er gezond uitzien en toch extreem ziek zijn; dat maakt het voor de omgeving extra lastig om op te merken dat er een probleem is. Ook voor cliënten is het vaak moeilijk om in te zien dat ze ernstig ziek zijn, omdat ze zo door de eetstoornis in beslag worden genomen of zich ervoor schamen. Toch is het in hun belang om het probleem te erkennen en snel in actie te komen.


“Omdat er doorlopend nieuwe mensen bijkomen, verandert je positie in de groep steeds. In het begin kun je je optrekken aan iemand die al verder is in zijn herstel, later kun jij anderen tot steun zijn. Ik ben nu de groepsoudste. Dat vind ik best spannend, want ik heb een groot verantwoordelijkheidsgevoel en wil het liefst iedereen helpen. Tegelijkertijd is dat ook een mooie uitdaging om mezelf niet voorbij te lopen. Hier kan ik in een veilige omgeving oefenen in het opkomen voor mezelf, zodat ik het straks in het echte leven ook makkelijker kan. Als ik mezelf vergelijk met de nieuwe deelnemers, zie ik ook dat ik al ver ben gekomen. Dat maakt me best trots.” 

Vera, deelnemer 5-daagse deeltijdbehandeling Anorexia Nervosa

6. Familie en naasten zijn belangrijke bondgenoten

Ouders, broers, zussen en geliefden zijn onmisbare bondgenoten in het herstelproces; het normaliseren van het eetgedrag is immers iets dat vooral thuis moet gebeuren. Wij vinden het daarom heel belangrijk dat zij vanaf het begin bij de behandeling zijn betrokken en de therapie ondersteunen. Bovendien maken ook naasten veel mee als een dierbare lijdt aan een eetstoornis. Dit kan allerlei emoties (zoals onzekerheid, bezorgdheid en machteloosheid) bij hen oproepen. Ook hebben zij vaak veel vragen, bijvoorbeeld over wat ze beter wel of niet kunnen zeggen aan tafel, en hoe ze goed voor zichzelf kunnen blijven zorgen.  

Bij jongeren van 12-14 jaar betrekken wij de ouders intensief bij de behandeling. De kans op volledig herstel bij deze leeftijd is aanzienlijk groter, mits zij hun eetgedrag snel weer normaliseren. Daarvoor zijn de ouders onmisbaar. Oudere pubers krijgen wat meer regie over hun behandeling; de ouders spelen dan nog steeds een belangrijke rol, maar staan meer coachend naast hun kind. En ook bij volwassenen betrekken we de naasten zoveel mogelijk bij het herstel, onder andere door het geven van uitleg over de eetstoornis en het bespreken van helpende en niet-helpende patronen in de omgang hiermee. Voor alle mensen met eetstoornissen geldt dat het belangrijk is om weer verbinding te kunnen maken met naasten, ondersteunende sociale contacten op te bouwen en zo uit het isolement te komen.


GGZ Oost Brabant heeft een familieraad, die de belangen van familieleden en naasten behartigt.

7. We werken samen en delen onze kennis om de zorg te verbeteren

Om een optimaal herstel te bevorderen, stemmen we onze behandeling zorgvuldig af met andere hulpverleners die onze cliënten bijstaan. Zo dragen we bij aan continuïteit en effectiviteit: het is belangrijk dat onze behandeling zo goed mogelijk aansluit op andere hulptrajecten (bijvoorbeeld op ondersteuning op school of op behandeling elders, zoals autismebegeleiding) én dat de zorg goed blijft doorlopen als onze inzet minder nodig is (bijvoorbeeld wanneer iemand verder gaat met behandeling in de eigen woonomgeving, in een andere regio). 

We vinden het belangrijk om onze hoogspecialistische kennis actief te delen met collega’s in de keten. Zo zijn we beschikbaar voor consulatie en second opinions en ondersteunen we andere professionals zowel op afstand als op de werkplek (transmuraal behandelen). Daarnaast geven we trainingen aan scholen, gemeenten, de GGD en andere kennis- en zorginstellingen; we ze leren hoe zij een beginnende eetstoornis kunnen herkennen en direct kunnen helpen. Ook delen we onze kennis en ervaring op congressen, in interviews met vakbladen en in andere (wetenschappelijke) publicaties.

8. Vernieuwing, opleiding en onderzoek zijn essentieel

Wat de precieze oorzaak is van een eetstoornis, is een vraag die wetenschappers al meer dan een eeuw bezighoudt. Vooralsnog weten we het niet. Ook is nog niet overtuigend bewezen welke behandeling het meest effectief is bij Anorexia Nervosa. Bij de behandeling van Boulimia Nervosa is eveneens ruimte voor verbetering, aangezien (slechts) 50% van de cliënten met CBT-E volledig herstelt. Het is de dagelijkse confrontatie met het open en verborgen leed bij onze patiënten en hun families, die ons motiveert om volop te blijven investeren in opleiding en onderzoek.

Al onze behandelingen zijn gebaseerd op Evidence Based Practice (EBP), wat betekent dat ze zijn gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek, de expertise van professionals én ervaringen en wensen van cliënten. Nieuwe, bewezen effectieve interventies nemen we zo snel mogelijk op in ons behandelaanbod.

We volgen de wereldwijde wetenschappelijke publicaties van anderen op de voet en verrichten zelf ook wetenschappelijk onderzoek, vanuit ons eigen team of in samenwerking met anderen. We bieden diverse (post)doctorale opleidingsplekken en een promotietraject aan. We begeleiden stagiaires psychologie en sociotherapie en zijn een erkende opleidingsplaats voor verpleegkundigen, GZ-psychologen, psychotherapeuten, klinische psychologen en psychiaters in opleiding.